Proza
De Reade Boarre
Trinus Riemersma
(vert. Jetske Bilker)
- Sybren Sybesma
- 26 november 2024
De Friese literatuur is relatief onbekend in Nederland en dat is jammer, want er zijn prachtige boeken in het Fries geschreven. Het Fries kent een rijke literaire traditie, die zo’n beetje in de zeventiende eeuw begint bij de dichter Gysbert Japicx. Aan het begin van de twintigste eeuw kreeg de Friese literatuur een enorme impuls toen jonge Friese nationalisten de wens uitspraken dat hun literatuur zich moest aansluiten bij de wereldliteratuur. Een van de grote aanjagers van die beweging, Douwe Kalma, vertaalde Shakespeare en publiceerde het ene gedicht na het andere. Daarnaast begon ook het proza en het toneel zich in sneltreinvaart te ontwikkelen. Het leverde titels op zoals It jubeljier (1927) van Simke Kloosterman, De sûnde fan Haitze Holwerda (1938) van Ulbe van Houten en Grûn en minsken (1940) van Reinder Brolsma. Na de Tweede Wereldoorlog ontplooide de Friese literatuur zich verder met een nieuwe generatie schrijvers, zoals Steven H. P. de Jong, Marten Brouwer, Rink van der Velde en Trinus Riemersma. Beroemde naoorlogse romans zijn bijvoorbeeld De fûke (1966) van Van der Velde, De Wuttelhaven del (1989) van De Jong en De Reade Bwarre (1992) van Riemersma. Over dat laatste werk ga ik het in dit stuk verder hebben.
Riemersma (1938-2011) geldt als een van de belangrijkste Friese schrijvers van de twintigste eeuw. Zijn eerste roman, Fabryk, verscheen in 1964 en veroorzaakte een grote rel omdat er seksueel getinte passages in stonden: het Friesch Dagblad weigerde het boek zelfs te recenseren. In andere bladen werd het echter goed ontvangen en Riemersma kreeg er zelfs de meest prestigieuze Friese literaire prijs voor, de Gysbert Japicx-prijs. In het nawoord van de heruitgave van 1995 wordt becijferd dat er van Fabryk zo’n 6.000 exemplaren zijn verkocht (voor Nederlandse en zeker voor Friese begrippen absoluut geen misselijke cijfers). De Gysbert Japicx-prijs ontving hij opnieuw voor De Reade Bwarre en in 1998 schreef hij het Friese Boekenweekgeschenk Bretagne libre!. Bij het Nederlandstalige publiek bleef hij als schrijver relatief onbekend, hoewel er bij uitgeverij De Geus in 2001 een vertaling van Nei de klap (1999) verscheen (Na de klap), nadat in 1965 Fabryk ook al was vertaald.
Zoals gezegd werd De Reade Bwarre in 1992 gepubliceerd. Uit onvrede met de officiële Friese spelling schreef Riemersma de roman in een geheel eigen spelling, wat zijn lezerspubliek aanzienlijk verkleinde. In 2022 werd de roman door Jetske Bilker herspeld in de officiële Friese spelling (De Reade Boarre) en daarmee voor een groter publiek toegankelijk gemaakt. Het boek spreekt dus nog altijd tot de verbeelding.
De Reade Bwarre is een virtuoze, vernuftig in elkaar gestoken roman. Er zijn vier verhaallijnen, die bij elkaar worden gehouden door ‘Tilly de telefonist’. Deze Tilly stuurt een vijftal kopijschrijvers aan om de verhalen te schrijven. Het eerste verhaal gaat over de bwarristen, in de omgespelde vorm ‘boarristen’; volgelingen van een fictionele religieuze stroming die in de 15de eeuw door de rode kater Boldgrim zou zijn opgezet (‘boarre’ is het Friese woord voor kater). Het is een schitterende parodie op het Christendom (en misschien wel op religie in het algemeen). De tweede verhaallijn behandelt Tilly’s jeugd in en rond zijn geboortedorp Ferwerd, waarbij ook de (culturele) veranderingen die in de loop der jaren in Friesland hebben plaatsgevonden een rol spelen. Denk daarbij onder andere aan landschapsveranderingen, zoals weilanden die plaats moeten maken voor huizen. In de derde verhaallijn staan de belangrijkste Friese schrijvers en nationalisten van het interbellum centraal. Riemersma beschrijft hun doen en laten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De vierde verhaallijn gaat over de boerenfamilie Modderklauwer. De laatste is in mijn ogen de mooiste.
Riemersma schrijft in de stijl van een boerenroman – een genre dat voor de Tweede Wereldoorlog erg populair was onder Friese schrijvers (dus misschien is het verhaal een soort parodie) – over het harde leven van een kleine boerenfamilie op de kleigrond. Hierbij romantiseert hij hun bestaan niet, zoals de meeste schrijvers dat in de boerenromans wel deden: de boeren zijn geen superhelden. Integendeel: ze verrichten zwaar werk voor weinig geld en gaan gebukt onder armoede. Er schuilt geen grootsheid in hun lijden, alleen ellende. Bij het aardappelrooien:
Ze hadden nog maar drie bakjes vol, toen er kleine spatjes vielen. ‘Het regent, opa!’ ‘Ja jongen,’ zei opa, maar hij zocht gewoon verder. O, nou, dan deed Harm dat ook maar. Moeder zei altijd: ‘Laat je niet natregenen, hoor, ik weet niet hoe ik de boel weer droogkrijg.’ Maar opa was moeder natuurlijk niet. Het waren nu heel veel fijne druppels, ajakkes, wat voelde dat akelig koud op zijn wang. Opa stond op en trok de jas aan. Hij plooide een lege zak in een puntmuts en legde die bij Harm over het hoofd en de rug en opa pakte een touwtje en bond de zak om Harms middel. (…) ‘Laat opa je handjes eens voelen? Heb je het koud, Harm?’ ‘Mijn knieën, opa.’ ‘Ga maar gauw naar oma toe. Vader haalt je daar vanavond wel weer op. Nee, houd de zak maar op de rug, dan blijf je tenminste nog een beetje droog. Je moet maar rennen, dan ben je er vlug.’*
Ook de lijn over de Friese literatuur komt goed uit de verf. Riemersma geeft een boeiend en vaak grappig beeld van de Friese schrijvers en nationalisten. Hij schetst ze met spot en ironie en belicht hun onderlinge irritaties en dromen (bijvoorbeeld die van een onafhankelijk Friesland). Daarbij gaat hij de collaboratie van sommige van die nationalisten in de Tweede Wereldoorlog niet uit de weg. Bij een van hun eerste samenkomsten:
Het kon nog overwaaien, de oorlog, of, als hij wel doorging, ze konden erbuiten blijven, zoals de vorige keer. Maar wat er ook gebeurde, ze zouden trouw blijven aan Friesland. Want het ging uiteindelijk niet om de keuze tussen Duitsland of Engeland, maar om de keus voor Friesland. (…) Ze lieten drank naar boven komen om hun eensgezindheid te bedrinken. Jonge jenever voor de mannen van boerenafkomst: Van der Goot, Kiestra en Sybesma, brandewijn voor de mannen van lagere stand: Folkertsma en Piebenga, winkeliers- en bakkerszonen. Alleen Kalma sprong weer uit de band: hij bestelde een glas port.*
Aan het einde van de roman komen de vier verhaallijnen samen als alle personages worden opgenomen in een grote duivelsdans in en rond het dorp Ferwerd.
Jullie allemaal, Ferwerders van nu en van vroeger, levenden en doden, heren, boeren en arbeiders, jullie allemaal, aanschouw nog een keer Ferwerd in zijn pracht en praal zoals het ooit was, voordat vernielende handen zijn huizen afbraken, zijn vaarten dempten, zijn paden vernielden.*
De Reade Bwarre is het magnum opus van Trinus Riemersma en een van de hoogtepunten uit de naoorlogse Friese literatuur. Het is een overweldigende leeservaring. Soms erg ontroerend, soms erg grappig. Zoals grote literatuur moet zijn. Hoog tijd voor een Nederlandse vertaling dus.
[*] Eigen vertaling
Trinus Riemersma, De Reade Boarre
- De reade bwarre
- Vertaald uit het Fries door Jetske Bilker
- Wijdemeer (2022), 496 blz.