Non-fictie
Wie is bang voor de vertaler?
Francis Mus
- Laura Molenaar
- 21 oktober 2024
Afgelopen 30 september was het de Internationale Dag van de Vertaling; het is de feestdag ter ere van Sint Hiëronymus, de patroonheilige van de vertalers. Eventjes stonden vertalers volop in de schijnwerpers; op sociale media circuleerden posts die hen in het zonnetje zetten. Francis Mus, wiens korte essay Wie is bang voor de vertaler? onlangs verscheen, zou zich afvragen: zijn vertalers met een eigen ‘dag’ en aandacht op sociale media ook meteen zichtbaar? En krijgen ze daardoor ook meer erkenning?
In zijn boek wijst Mus, docent Frans en Vertaalwetenschap aan de Universiteit Gent, op de misvattingen over vertalingen. Neem de ophef over Eindstrijd, de Nederlandse vertaling van Endgame, Omid Scobie’s boek over de troonwisseling van het Britse koningshuis. Anders dan in de Engelse versie stonden daarin de namen van de personen die racistische opmerkingen gemaakt zouden hebben over de baby van Harry en Meghan: Charles en Kate. De uitgever haalde de boeken meteen uit de handel, want er was ‘een fout opgetreden in de Nederlandse vertaling’. Ook Scobie weet de onverwachtse onthulling aan de vertalers, omdat hij naar eigen zeggen geen versie had geschreven waarin ‘namen werden genoemd’.1
Zwak aftreksel?
Het idee dat je als vertaler een naam zou toevoegen aan het origineel is natuurlijk absurd. Toch lijken bepaalde vooroordelen breed gedragen. Als ik met vrienden of kennissen over mijn vertaalwerk praat, blijkt al gauw dat ze feitelijke fouten, vreemde zinsneden of moeilijke zinnen veelal als iets ongewensts zien, en dat ze die ‘ongewenstheden’ bovendien al snel aan de vertaler(s) toeschrijven. Op Goodreads kom je zulke verwijten volop tegen: “De vertaling is ook al niet best… Misschien is de Engelse versie beter te genieten?”2 Een vreemde tegenspraak: hoe zou je kunnen beoordelen of de vertaling ‘niet best’ is als je de Engelse versie niet hebt gelezen?
Het idee dat de vertaling inferieur is aan het origineel is wijdverbreid en bovendien al bijna tweehonderd jaar oud, stelt Mus. Hij noemt dit denkbeeld ‘vertaling als gelijkheid’, waarin de ideale vertaling ‘een zo exact mogelijke kopie van het origineel’ is. En omdat geen enkele vertaling ooit kan voldoen aan dat ideaal van exacte replicatie, wordt die daarom als inferieur gezien.
(On)zichtbaarheid
Hier hangt nog een ander idee mee samen: dat van de (on)zichtbaarheid van de vertaler. Volgens Mus leidt het oude idee van vertaling-als-gelijkheid ertoe dat vertalers een secundaire positie innemen ten opzichte van de oorspronkelijke auteur. De auteur wordt als genie opgehemeld, de vertaler blijft anoniem.
De afgelopen jaren is er een beweging gaande om vertalers wél zichtbaar te maken, bijvoorbeeld door hun naam op het omslag te vermelden. Op sociale media verschijnen oproepen met hashtags als #noemdevertaler en #vertalersophetomslag. Het streven naar zichtbaarheid hangt samen met een recentere visie op het vertalerschap, die Mus associeert met de filosofie van Jacques Derrida. Het ideaal van vertaling-als-gelijkheid is ontmaskerd als fictie; immers, ‘vertalers zijn verre van neutrale doorgeefluiken’. Een vertaling is dus ‘nooit een eenvoudige overzetting van betekenis’, maar houdt juist expliciet een verandering in. We zouden ons juist bewust moeten zijn van het feit dat elke vertaling een interpretatie is, en daarmee wordt het ook interessanter wie er interpreteert.
Paradoxaal
Toch betekent deze nieuwe visie op vertaling-als-verschil niet dat de vertaler ook automatisch meer erkenning krijgt, zegt Mus. ‘Het standpunt dat een tekst geen eenduidige betekenis heeft, wordt zelfden betwist. Maar dat betekent niet dat vertalers dan ook automatisch als tweede auteur worden beschouwd, integendeel.’
Er is dus iets paradoxaals aan de hand in onze tijd. Terwijl de maatschappelijke zichtbaarheid van vertalers de afgelopen decennia is toegenomen, wordt er van vertalers verwacht dat ze in de tekst onzichtbaar moeten blijven. Concreet betekent dit dat vertalingen zo ‘vloeiend’ of ‘leesbaar’ mogelijk moeten zijn, en dat er een voorkeur is voor een ‘domesticerende’ strategie. Dat betekent bijvoorbeeld dat woorden waar geen specifiek Nederlands equivalent van is, zoals het Franse lycée of quinquennat, veelal worden vertaald met een veralgemenisering of een Nederlandse variant; een middelbare school of presidentstermijn. Het kan de lezer de illusie geven met een oorspronkelijk werk van doen te hebben en kan de vertaler onzichtbaar maken.
Ook in voor- en nawoorden van vertalers ziet Mus terug dat vertalers niet de vrijheid nemen om hun zichtbaarheid te vergroten. Vaak neemt de vertaler in zo’n tekst namelijk een andere rol aan, constateert hij: ‘Hij of zij presenteert zich als een specialist, biograaf of criticus van het oorspronkelijke werk. Pas in de laatste paragrafen van de begeleidende tekst komt de vertaling ter sprake.’ Daarmee kan – bedoeld of onbedoeld – het oude denkbeeld van vertaling-als-gelijkheid worden versterkt, want de lezer krijgt weinig tot niets mee over de interpretatie van de vertaler.
In de schaduw of de schijnwerpers?
Overigens spreekt Mus hierover geen oordeel uit: hij constateert alleen dat er tegenwoordig veel gedaan wordt aan maatschappelijke zichtbaarheid, maar dat mogelijkheden om zichtbaarheid op andere manieren te doen gelden onbenut blijven.
Bovendien bevraagt hij het idee dat zichtbaarheid ‘de enige of meest wenselijke weg’ naar erkenning is. De pleidooien om vertalers op het omslag te zetten worden bijvoorbeeld vaak ondersteund met het argument dat zichtbaarheid tot erkenning leidt. Deels is Mus het daarmee eens, maar hij wijst – in een passage die niet helemaal uit de verf komt – op een recente tendens die pleit voor discretie en bescheidenheid. Veel vertalers kiezen naar analogie met diplomaten en butlers bewust ‘voor een zekere mate van onzichtbaarheid’, zegt Mus, want dat geeft ‘rust en comfort’. Dát (de meeste) vertalers liever in de schaduw werken dan in de spotlights staan hoeft niet betwist te worden, maar hoe discretie samenhangt met erkenning blijft gissen.
Veel vragen, weinig verbinding
De beloftes die Mus aan het begin van zijn essay maakt worden helaas niet allemaal ingelost – hij had wel iets meer ruimte mogen nemen om zijn punten ‘af te maken’; nu springt hij bij wijlen van de hak op de tak. Mus’ pen is soepel en zijn essay leest makkelijk weg, maar de verschillende ideeën volgen elkaar in razend tempo op zonder dat ze met elkaar verbonden worden. Door het hoge tempo behandelt hij de hele middeleeuwen bijvoorbeeld in twee alinea’s, en die dekken volgens mij niet helemaal de lading.
Mus stelt bovendien veel interessante vragen, maar volgt die zelden op met een inhoudelijke behandeling van die vraag. Daardoor raakte ik af en toe de draad kwijt, en pas na tweede en derde lezing begreep ik zijn punt. Voor een filosofisch essay miste ik dus net een rode draad die me de samenhang tussen zichtbaarheid, erkenning, ideeën over vertalen en ophef over ‘vertaalfouten’ duidelijk maakte. Een ander puntje: de titel, hoewel mooi gevonden, lijkt eigenlijk weinig van doen te hebben met de inhoud van het essay – waarom zou iemand bang zijn voor vertalers? (Meestal bijten we niet.) Niettemin staan er genoeg interessante en gedachteprikkelende ideeën in dit essay om lang over door te filosoferen, en ik ga het zeker cadeau doen aan alle kennissen die blijven beweren dat vertalingen slappe aftreksels zijn van het origineel.
[1] Later gaf Scobie overigens wél toe dat zijn uitgever de Nederlandse vertalers een vroege versie met namen had toegestuurd. Dit zou buiten zijn medeweten om zijn gebeurd. https://www.independent.co.uk/life-style/royal-family/news/omid-scobie-endgame-royal-racists-b2460997.html
[2] Iets aangepaste versie van een tweesterrenrecensie van De bewaring van Yael van der Wouden, vertaald door Fannah Palmer en Roos van de Wardt. https://www.goodreads.com/book/show/209435131-de-bewaring
Dit fenomeen is in een bredere zin geconstateerd door Haidee Kotze en Gys-Walt van Egdom: “‘Maybe it was lost in the translation’ User-Generated Content in receptieonderzoek,” in Filter 24-01-2024. https://tijdschrift-filter.nl/webfilter/dossier/literair-vertalen-en-technologie/2021-1/maybe-it-was-lost-in-the-translation/
Francis Mus, Wie is bang voor de vertaler?
- Nederlands
- Letterwerk (2024), 72 blz.