Literair tijdschrift
Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao. Medardo de Marchena
Aart G. Broek
- Tommy van Avermaete
- 3 augustus 2023
Als het Duitse leger op 10 mei 1940 Nederland binnenvalt, wordt 7.800 kilometer verderop de Curaçaose schrijver, dichter en activist Pedro Pablo Medardo de Marchena (1899-1968) gearresteerd. In de laatste editie van de Parelduiker van 2022 schrijft bijzonder hoogleraar Nederlands-Caraïbische letteren Michiel van Kempen een uitvoerig essay over deze relatief onbekende antikoloniale verzetsfiguur. Eén jaar eerder was al het boek Medardo de Marchena. Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao van Aart G. Broek verschenen.
Na zijn arrestatie verblijft Medardo de Marchena enkele maanden in het Huis van Bewaring op Curaçao en vervolgens wordt hij overgeplaatst naar een interneringskamp op Bonaire. In totaal worden die dag op Aruba en Curaçao 202 mensen gearresteerd, waaronder nazi- en NSB-sympathisanten, Duitse en Oostenrijkse joden en een handvol Italianen. De bewaking van het kamp is in handen van het Korps Militaire Politie (KMP), waartoe onder andere Pierre A. Lauffer behoort, die later bekend zou worden als één van de belangrijkste Papiamentstalige dichters. In september 1942 wordt de bewaking overgedragen aan Antilliaanse dienstplichtigen (‘de schutterij’), onder wie ook romancier Tip Marugg. Pieter A. van Leeuwen, vader van schrijver Boeli van Leeuwen, is gezaghebber van het kamp en ziet in die rol toe op de dagelijkse gang van zaken.
Medardo de Marchena werd vanwege zijn ‘opruiende’ antikoloniale, antikapitalistische en antikatholieke geschriften al jaren door de koloniale autoriteiten en de inlichtingendienst in de gaten gehouden. In 1933 werd serieus overwogen om hem strafrechtelijk te vervolgen, maar omdat de kans op vrijspraak te groot was, en vrijspraak gezichtsverlies voor de autoriteiten zou betekenen, werd daarvan afgezien.
Ook een poging om hem als psychiatrisch patiënt op te sluiten mislukte. De bevindingen van gouvernementspsychiater Willem W. de Regt, die voor de hedendaagse lezer vooral zal opvallen door zijn gebruik van achterhaalde theorieën over de genetische herkomst van intelligentie en het racistische wereldbeeld dat daarin doorklinkt, gaven geen aanleiding tot opname in een kliniek. De Regt zelf werd aan het einde van de oorlog overigens ontslagen wegens kritiek op de rol van het gouvernement en de katholieke kerk bij het blokkeren van ‘redelijke lonen’ voor de arbeiders op Curaçao, en voor het in de openbaarheid brengen van NSB-sympathieën op het Haagse ministerie van Koloniën. De Regts verslag over Medardo was waarschijnlijk ook niet wat zijn opdrachtgevers hadden willen zien.
Uiteindelijk bood de uitzonderingstoestand van de wereldoorlog de autoriteiten alsnog de gelegenheid om Medardo op te pakken. Aldus werd hij de enige van de 202 arrestanten die niet vanwege zijn land van herkomst of nationaalsocialistische sympathieën werd opgepakt, maar vanwege het uitdragen van ‘staatsgevaarlijk gedachtegoed’.
Van Kempen noemt Medardo in de titel van zijn essay ‘een Antilliaanse held’ en vergelijkt hem vanwege beider radicaliteit, rechtvaardigheidsgevoel en eloquentie met Anton de Kom. Die vergelijking ligt weliswaar voor de hand, maar is niettemin enigszins ongelukkig. In zijn in 1929 gepubliceerde schotschrift Ignorancia ó Educando un pueblo [Onwetendheid of De vorming van een volk] benadrukt Medardo zelf juist herhaaldelijk het verschil tussen de sociale en politieke ontwikkelingen van Suriname en Curaçao, bijvoorbeeld als het gaat om sociale mobiliteit en (de mogelijkheid van) het ontstaan van een zwarte maatschappelijke bovenlaag na de afschaffing van de slavernij: ‘Bekijk de Engelse koloniën en Suriname, net als Curaçao slachtoffer van slavernij, en tel het grote aantal mannen van aanzien en met titels, dat een leger van intelligentie vormt, wijze mensen als artsen, rechters, advocaten, ingenieurs enzovoorts. Zij hebben allen een zwarte huid en zijn volbloed negers. Vergelijk daarmee ons hedendaags Curaçao, waar 20.000 zwarte mensen en ongeveer 35.000 kleurlingen wonen, en u zult nog geen honderdste deel van 1 procent ofwel slechts drie (3) mensen tegenkomen, die een dergelijke graad hebben. […] Aan wie hebben we deze achterstand te danken, mijn geachte lezers? Wie is er schuldig aan dat het ons ontbreekt aan al die hooggeschoolde posities die noodzakelijk zijn om het negerras aanzien te verlenen? Kunt u het zelf niet bedenken, mijn lezers? Het zijn die blanke mannen met blauwe ogen, die op vrouwen lijken door de manier waarop ze gekleed zijn en die zowel Rome als Nederland tot vaderland hebben. Zij zijn schuldig aan deze achterstand van Curaçao, terwijl onze gekleurde bevolking al bijna vier generaties geniet van de emancipatie.’ 1 (vert. Aart G. Broek)
Medardo schreef zijn schotschrift, waarin hij fel uithaalt naar het koloniale bestuur, de rooms-katholieke missie en het internationaal grootkapitaal, maar waarin hij ook kritisch is op het gebrek aan verzet van het Afro-Curaçaose volksdeel, in het Papiaments. Dat is nog een belangrijk verschil met Anton de Kom (waar Van Kempen zelf op wijst), die Wij slaven van Suriname in het Nederlands schreef en daarmee dus ook een Nederlands publiek bediende. Medardo spreekt tot zijn mede-eilandbewoners en spoort hen aan massaal in opstand te komen tegen het onrecht dat hen wordt aangedaan. Bij het koloniaal bestuur heerste de vrees dat de wereldwijde crisis die in 1929 uitbrak een voedingsbodem zou worden voor arbeidersprotesten. In 1922, toen de aankondiging van een loonsverlaging aanleiding gaf tot een havenstaking, was al gebleken dat de onvrede over uitbuiting groeiende was en de potentie had om uit te monden in protestacties. Reden genoeg voor het koloniale bewind om Medardo’s opruiende teksten te vrezen dus, en dat heeft hij geweten.
Na Ignorancia publiceerde Medardo nog enkele pamfletten, waaronder in 1934 -het nog onvertaalde- Muher i bida moderna [De vrouw en het moderne leven] en Dos Cartas Pastorales [Twee pastorale brieven]. Tijdens zijn internering op Bonaire schreef hij het lied ‘Esta Dushi’, dat in de vertolking van de Porto Ricaanse zanger Daniel Santos onder de titel ‘Bula waya’ een enorme hit in het Caraïbisch gebied zou worden (maar waar Medardo nooit een cent voor heeft gekregen). Na de oorlog werd het Medardo verboden nog politieke pamfletten en essays te publiceren. Hij heeft zich, mede als gevolg van zijn internering op Bonaire in de oorlogsjaren, tot zijn dood in 1968 aan dat verbod gehouden, al bleef hij wel politiek betrokken in de rol van gesprekspartner van enkele naoorlogse politici en was hij zelfs ghostwriter van enkele van hun toespraken.
In 2021 is Ignorancia ó Educando un pueblo integraal naar het Nederlands vertaald door Aart G. Broek. De vertaling is opgenomen in Medardo de Marchena. Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao en van een uitgebreide inleiding voorzien door de vertaler. De lezer die naar aanleiding van het bovenstaande meer te weten wil komen over de tot nu toe onderbelichte levensgang en geschriften van Medardo kan daar terecht. Wie op zoek wil naar meer in de verdrukking en vergetelheid geraakte geschiedenissen en zich – in dit jaar waarin de afschaffing van de slavernij herdacht wordt – wil verdiepen in de verstrengeling van kerk, staat en grootkapitaal op Curaçao, en hoe dat veelkoppige monster de sociale orde in stand hield, die kan zich wenden tot het formidabele proefschrift Nou koest, nou kalm (2017) van Margo Groenewoud. Zij promoveerde aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Curaçao op de rol van de katholieke kerk op het eiland.
[1] Naar de afschaffing van de slavernij in 1863 in Suriname en op de Nederlandse Antillen wordt ook wel verwezen met de term ‘Emancipatie’. Bij de afschaffing van de slavernij werden emancipatieregisters aangelegd. Dat zijn overzichten van vrijverklaarde slaafgemaakten en hun voormalige eigenaren. Het is aannemelijk dat Medardo hiernaar verwijst, en niet ‘emancipatie’ in de hedendaagse betekenis van het woord gebruikt. Zie hiervoor ook: https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/suriname-en-de-nederlandse-antillen-vrijverklaarde-slaafgemaakten
Aart G. Broek, Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao. Medardo de Marchena
- Nederlands
- In de Knipscheer (2021), 136 blz.