Filosofie

De Aarde bewonen

Bruno Latour en Nicolas Truong

(vert. Désirée Schyns)

  • Mathijs Tratsaert
  • 9 april 2025

Toen de Franse filosoof Bruno Latour in 2022 stierf, liet hij een hoogst authentiek en veelvormig oeuvre na, dat zelfs voor ervaren lezers van zijn werk moeilijk valt te overzien. Dat komt niet alleen omdat Latours denken de filosofie, sociologie en antropologie met elkaar verbindt, maar ook omdat hij zijn ideeën in zowel boeken, performances als tentoonstellingen ontwikkelde. Het interviewboek De Aarde bewonen, dat in 2023 bij Octavo verscheen, is de neerslag van een gesprek dat Latour voerde met journalist Nicolas Truong in de herfst van 2021. Het boek is thematisch geordend in twaalf delen die, op het laatste deel na, steeds corresponderen met één van Latours boeken of artistieke interventies. Daarmee beantwoordt De Aarde bewonen de nood aan een inleiding tot het oeuvre. Meer nog dan als introductie, kan het boek worden gelezen als een interventie van de late Latour die op het eind van zijn leven enkele van zijn belangrijkste ideeën samenbrengt en mobiliseert om zijn politieke ecologie scherp te stellen.

Als je De Aarde bewonen naast de eerder bij Octavo verschenen Latourboeken Waar kunnen we landen? (2018) en Waar ben ik? (2021) legt, zou je denken dat de mensheid net uit een ruimteschip is gestapt en moet uitzoeken hoe ze op deze planeet moet leven. Voor de speelse denker Latour, die graag dramatiseert, is dit inderdaad het geval. Het ruimteschip dat we achter ons laten heet de moderniteit en de planeet die we betreden laat ons meteen weten dat de favoriete modernistische fictie, de scheiding van de mens van de rest van de wereld, niet langer geldig is. De klimaatcatastrofe raast door de biosfeer en de biosfeer, dat zijn (onder meer) wij.

Zijn kritiek op de moderniteit ontwikkelde Latour in Nous n’avons jamais été modernes (1992). Hij definieert moderniteit als de grootse maar vergeefse poging om de werkelijkheid te ordenen door het trekken van scheidslijnen tussen natuur en cultuur, feiten en waarden, subjecten en objecten. Deze zuivering heeft volgens Latour nooit gewerkt – we zijn nooit modern geweest – maar leidde wel tot een systematische blindheid voor de vele relaties met andere entiteiten in de wereld waarin de mens altijd al verwikkeld was. Het gevolg: een drie eeuwen durende epistemologische crisis, die zich vandaag nog steeds manifesteert in onze onmacht om adequaat te reageren op de ecologische catastrofe waar we middenin zitten.

De objectiverende modus van de wetenschap, die tijdens de moderniteit zo belangrijk werd, is één van Latours grote interesses. Als jonge onderzoeker observeerde hij in de jaren ‘80 het werk van de neuro-endocrinoloog Roger Guillemin, die later de Nobelprijs zou winnen. Hij schreef er het boek La science en action (1987) over, een antropologie van het laboratorium, die zichtbaar maakt hoe een wetenschappelijke ontdekking (in dit geval de molecule endorfine) het resultaat is van een reeks rommelige interacties tussen onderzoekers, moleculen, protocollen, reputaties, instrumenten, technieken, tijdschriften, beurzen en technici. Samen met het boek Les Microbes: guerre et paix (1988), waarin Latour een gelijkaardige analyse maakt van het werk van Louis Pasteur, leverde het hem de reputatie op van iemand die denkt dat feiten pas beginnen te bestaan op het moment dat iemand ze ontdekt. In De Aarde bewonen maakt Latour duidelijk waarom die karakterisering misleidend is. Voor Latour worden wetenschappelijke feiten altijd geproduceerd door de collectieve arbeid van wetenschappers die zijn ingebed in taakspecifieke technische en institutionele structuren. Die wetenschapspraktijk is complex en rommelig. Door haar als een antropoloog te beschrijven, laat Latour zien dat er heel wat in het werk moet worden gesteld om de constructie van feiten mogelijk te maken. Dat is geen kritiek op het werk dat door de wetenschap wordt verricht, maar op een simplistische en volgens Latour politiek schadelijke opvatting van hoe wetenschappelijke waarheid tot stand komt.

In Enquête sur les modes d’existence (2012) verfijnt Latour zijn ideeën over wat waarheid precies is door verschillende ‘waarheidsmodi’ te bestuderen. Behalve de waarheidsmodus van de wetenschap ziet Latour onder meer religieuze, juridische en politieke waarheidsmodi. Elk van die modi vertegenwoordigt een eigen waarheidsdiscours – een geheel unieke manier waarop waarheid wordt geproduceerd, met eigen criteria voor verificatie en validatie. Deze modale benadering van waarheid helpt om te begrijpen hoe verschillende waarheidsregimes naast elkaar kunnen bestaan zonder in relativisme te vervallen. Tijdens de moderniteit heeft de wetenschappelijke waarheidsmodus volgens Latour de andere modi overstemd, wat leidde tot een verarming van ons waarheidsbegrip en zorgde voor allerlei problemen in de domeinen van de andere modi. Voor Latour is dit ook de reden waarom de feiten van de klimaatwetenschap niet volstaan om de bevolking te mobiliseren tegen klimaatverandering. Een waarheid zoals die wordt uitgedrukt in de modus van de wetenschap, heeft geen vanzelfsprekende legitimiteit binnen de modus van de politiek, omdat ‘waarheid spreken’ in elk van die domeinen iets anders betekent. 

In zijn laatste grote werk, Face à Gaïa (2015), geeft Latour een aanzet tot een politieke ecologie voor het antropoceen. Hij interpreteert James Lovelocks Gaia-hypothese als een appel om de aarde te erkennen als een verzameling van actieve, overlappende en vaak tegenstrijdige krachten die gezamenlijk de condities voor het leven op aarde produceren en in stand houden, onze modernistische politieke en wetenschappelijke categorieën doorbreken, en ons dwingen tot een nieuw soort politiek. Voor Latour moet dit een politieke ecologie zijn met als basisbeginsel het besef dat we leven in wat hij de ‘kritieke zone’ noemt – de dunne biofilm rond de planeet waarin al het aardse leven zich afspeelt, en waarvan we nu weten dat het geen passief decor is voor het menselijke handelen, maar een complex web van onderling afhankelijke actoren waar de mens er slechts één van is.

Een van de merites van De Aarde bewonen is dat ook enkele minder bekende Latourboeken aandacht krijgen. Zo komt in het zevende gesprek Jubiler ou les Tourments de la parole religieuse (2002) aan bod, het enige boek dat Latour, die een praktiserend katholiek was, aan religie heeft gewijd. Volgens Latour moeten we religieuze uitspraken niet beschouwen als metafysische waarheidsclaims, maar als taaluitingen die als doel hebben de ontvanger te transformeren. Religieus spreken is een spreken dat iets in beweging wil zetten. De dramatiek in Latours taal valt ook op deze manier te lezen. Zoals Rainer Maria Rilke in zijn bekende gedicht over de torso van Apollo schrijft dat je je leven moet veranderen, zegt Latour: we moeten de Aarde bewonen.

Het is opmerkelijk dat het begrip waarmee Latour zijn grootste bekendheid verwierf, de actor-netwerktheorie (ANT), die beschrijft hoe menselijke en niet-menselijke actoren in netwerken met elkaar verbonden zijn en elkaar beïnvloeden, niet in het gesprek met Truong voorkomt. Ook het in academische kringen uitzonderlijk invloedrijke boek Reassembling the Social (2005), waarin Latour de actor-netwerktheorie uitbreidt en uitpuurt, krijgt geen vermelding. De verklaring is wellicht te zoeken in de evolutie van Latours politieke filosofie. Graham Harman, een van de belangrijkste pleitbezorgers van Latour, onderscheidt in zijn boek Reassembling the Political (2014) een vroege, midden en late periode in het politiek denken van Latour. De vroege periode is volgens Harman vooral schatplichtig aan Thomas Hobbes, de middenperiode omvat ANT en de experimenten met een ‘parlement van de dingen’, en de late politieke Latour begint in 2012 met de publicatie van de Modes. Dat ANT niet wordt vermeld, toont dat De Aarde bewonen geen samenvatting of overzicht is van het werk van Latour, maar het best valt te begrijpen als een herordening van het oeuvre vanuit het perspectief van Latours rijpe politiek-ecologische denken, dat werd ingezet met de boeken over de waarheidsmodi en Gaia. 

Het boek eindigt met een ontroerende, profetische boodschap aan Latours kleinzoon Lilo, die op het moment van het interview één jaar oud is. Latour zegt dat de mensheid waarschijnlijk twintig moeilijke jaren tegemoet gaat, waarin de gevolgen van onze laattijdige en ontoereikende reactie op de klimaatcatastrofe steeds duidelijker zullen worden. Tegelijk drukt hij ook de hoop uit dat tegen de tijd dat Lilo veertig is, we een nieuwe beschaving zullen hebben ontwikkeld die in staat is de aarde werkelijk te bewonen, niet als de heersers over een levenloze natuur, maar als wezens die het ‘aards worden’ als de fundamentele politieke opdracht voor onze soort hebben omarmd.

Bruno Latour en Nicolas Truong, De Aarde bewonen
  • Frans
  • Vertaald uit het Frans door Désirée Schyns
  • Octavo (2023), 120 blz.