Non-fictie

Denken in het donker met Chantal Akerman

Katrien Schaubroeck (red.)

  • Fyke Goorden
  • 8 mei 2024

‘Denken in het donker’ is een compacte – zij het wat naar het cerebrale neigende – aanduiding van wat de filmervaring te bieden heeft. Misschien iets accurater geformuleerd: wat de bioscoopervaring te bieden heeft, voortbordurend op wat Esther Kinsky in Verder kijken schrijft over belang en betekenis van het donker van de bioscoopzaal. Het is dan ook een evidente titel voor de reeks filmessays die wordt uitgegeven door de Internationale School voor Wijsbegeerte en waarvan de vijfde aflevering nu gewijd is aan het werk van de Belgische filmmaker Chantal Akerman (1950-2015).  

In vier essays worden enkele thema’s verkend die door Akermans hele oeuvre heen lopen: de liefde, het verlangen, de herinnering, de zorgarbeid. Een totaalbeeld geven van haar oeuvre is niet de ambitie van deze 100 pagina’s tellende bundel op zakformaat, al laat iets daarvan zich zo nu en dan wel degelijk betrappen: ‘…de dichotomie die haar hele oeuvre kenmerkt: die tussen de huiskamer en wereld, het huiselijke en de vrijheid, de norm en de vlucht daarvoor’. Wie bekend is met de recente Akerman-tentoonstelling in het Brusselse Bozar, waar de chronologie van haar oeuvre op secure wijze wordt gevolgd, kan constateren dat deze bundel een bewonderenswaardig rijke dwarsdoorsnede van haar werk biedt, van de energieke belofte die de trappen op stormt in Saute ma ville (1968) tot haar moeders keukentafel in No Home Movie (2015). Drie van de auteurs belijden daarbij een zekere voorkeur voor de Brusselse films van Akerman – naast Jeanne Dielman (1975) mag met name de minder bekende stadsnachtsymfonie Toute une nuit (1982) zich in veel aandacht verheugen – terwijl Karel Pletinck zijn blik richt op de latere documentaires die een wijdere wereld bestrijken, zelfs als die zich alleen van tussen de blinderingen laat zien.

Voorbeeldig aan deze bundel essayistische filmkritiek is dat deze van het academische register wel de ernst maar niet de zwaarte meeneemt. Er is even zorgvuldig gekeken als er wordt geschreven. Elk van de aangeroerde thema’s zou zich zonder moeite lenen voor een volwaardig boekwerk (Een kleine filosofie van de keuken kondigt zich aan; over het motief van de lege koelkast is alles nog niet gezegd) en toch wordt in het bestek van zo’n 25 pagina’s steeds al de kern van een thema geraakt. Het is daarmee zowel een veelbelovende introductie voor de beginnende kijker als een stimulerend nagesprek voor wie zich al de nodige herinneringen aan Akermans films eigen heeft gemaakt. Een meer persoonlijke benadering vormt het vertrekpunt in de bijdragen van Michaël van Remoortere en Petra van Brabandt, zonder dat ze ook maar een moment verzanden in bekenteniskritiek. Je vergeeft Van Remoortere dus ook dat hij in de auteursinformatie achteraf al te frivool heeft laten optekenen dat het werk van Chantal Akerman meermaals zijn leven heeft gered (al zal ik niet ontkennen dat dit tegelijk het verlangen wekt hierover meer van hem te lezen dan dit ene verdwaalde zinnetje, als verwezenlijking van de ‘andere tekst over dezelfde films’, de ‘nieuwe tekst’ waarop hij zelf zinspeelt in zijn essay – een ‘Michaël par Chantal’).          

Redenen genoeg om ook met nieuwsgierigheid uit te kijken naar de volgende aflevering van Denken in het donker, met … Agnès Varda!

Katrien Schaubroeck (red.), Denken in het donker met Chantal Akerman
  • Nederlands
  • ISVW Uitgeverij (2024), 100 blz.