Proza

Geen weg terug

Iraida van Dijk-Ooft

  • marwin vos
  • 23 oktober 2023

Un rest nul

Het water van de rivier sluit zich boven de huizen, bomen en heilige plekken. Binnen de ring van de Afobakadam komt een gebied zo groot als de provincie Utrecht onder water te staan.

Lindeman wáta
Van Blommesteinmeer
Brokopondostuwmeer

De rode stenige aarde bleek bauxiet te bevatten, grondstof voor de opkomende vliegtuigindustrie en met name na de Eerste Wereldoorlog gezocht door onder meer Noord-Amerika. De Nederlandse koloniale regering gaf de Amerikanen (Alcoa) vrij spel in Suriname. Wat kreeg Nederland ervoor terug? Terugtrekking van Standard Oil uit Sumatra.*

In de roman Geen weg terug van Iraida van Dijk-Ooft wordt vijftig jaar na de sluiting van de dam en het vollopen van het stuwmeer een meerstemmig verhaal verteld over de gevolgen en effecten op de bewoners en hun nakomelingen.

Om de industrie te laten groeien was meer stroom nodig. Daartoe werd in 1964 door Alcoa en de Surinaamse regering een overeenkomst gesloten om een waterkrachtcentrale te bouwen. Meer dan vijfduizend mensen – Saramaccaners, nakomelingen van de marrons – werden verdreven van hun geboorteplaats. Sommigen weigerden. Wat kregen ze ervoor terug? ‘We zouden stroom krijgen. Licht en radio. Moderne huizen zouden we krijgen. Er is niets van terechtgekomen. Un rest nul.’

Vijftig jaar later gaat Alex Adjako, een van de hoofdpersonages in Geen weg terug, terug naar het meer, in dienst van NV Miwangowtu, om gouderts te winnen. Hij moet zwemles nemen om te kunnen solliciteren. De zwemlessen veroorzaken dromen.

In Oofts roman verspringt het perspectief voortdurend. Hoofdstukken worden aangeduid door een tijdsmoment en een naam van een persoon of plaats:

Alex, 1 februari 2014
Dembeston, 1962
Beate, 15 oktober 1992
Maisa, 1963

Er zijn 25 hoofdstukken waarin negen verschillende namen van personages en plaatsen voorkomen in een tijdruimte van 1962 tot 2014, alle in Suriname. Het boek bevat een nawoord, een woord van dank, bronnenopgave en een fascinerende woordenlijst. 

Van Dijk-Ooft heeft haar verhaal zo ingenieus opgebouwd dat het me bijna duizelt, zoals de kolk in het water waar de kankantrieboom stond in het verdronken dorp. De geschiedenis van de Afobakadam en de ’transmigratie’ (‘een nieuw woord van de ingenieurs’) van de duizenden getroffenen verweeft ze met de geschiedenis van Malientje, Maisa en Beate die zich deels herhaalt vijftig jaar later in Maisa’s kleinzoon, Alex. 

Om van zijn terugkerende dromen bevrijd te worden gaat Alex uitzoeken waar hij vandaan komt. Als hij de leugens en het zwijgen ontdekt, verhindert zijn woede juist handelen. Waarom moet hij de fouten van vorige generaties goedmaken? Wanneer hij door het mijnbedrijf wordt geselecteerd om de concessie te gaan exploreren, precies op de plaats van de kankantrieboom, waar zijn moeder is geboren, aarzelt hij niet. Hij laat de boom wegruimen en mijnt het goud. De kruin van de boom die nog net boven het water uitkwam verandert in een rode waterkolk. 

Van Dijk-Ooft doet veel meer dan alleen herinneren aan vergeten geschiedenissen. Ze belicht de gevolgen van de verdrijving van een groep oorspronkelijke bewoners van hun grond. Ze toont het geweld tegen mens, dier en milieu. Ze stelt vragen over de gevolgen van de koloniale uitbuiting die tot nu reiken. En ze maakt inzichtelijk dat het geweld, in gezinnen, tussen bevolkingsgroepen, het seksueel misbruik, zich blijft herhalen als we ons geen rekenschap ervan geven. Ze zet naast elkaar: het vrouw- en kinderlichaam en de aarde als ‘mijn’, een schat die daar is om gemijnd te worden. Ze vraagt zich voor de zoveelste keer af wanneer precies de wereld om haar heen kapot begon te gaan. Voor Maisa begon dat toen ze haar koyó moest inruilen voor een omslagdoek, die haar heupen en benen beter bedekte. 

koyó: lendendoek voor vrouwen
pikï koósu: omgevouwen pangi, korte omslagdoek
pangix: omslagdoek die de knieën bedekt

‘Mijn man met onze dochter. Ik wilde zijn buik opensnijden en zijn darmen eruit trekken zodat hij kon voelen wat ik voel.’

In het nawoord schrijft Van Dijk-Ooft: ‘Meer dan vijfduizend marrons, enkele Aucaners, voornamelijk Saramaccaners, werden door het wassende water van hun gronden en uit hun huizen gedreven. (…) Tot op heden zijn weinig dorpen en families herenigd. De huisvestingsalternatieven die aan de marrons geboden werden, waren beschamend ontoereikend.’ Ze spoort aan uit te zoeken waar je vandaan komt: ‘Geen weg terug is een verhaal over ontheemding. Van de onwetendheid van nieuwe generaties. Van wat verborgen blijft: Voor geen van ons bestaat het verleden van de mensen om ons heen. Het bevindt zich in de dode hoek van ons bewustzijn, al is het voor henzelf levensecht en soms te zwaar om mee te torsen.’

* Aluminium in Suriname (1898–2020): An Industry Came and Went, but its Impacts on the Maroon Communities Remain, Simon Lobach https://journals.openedition.org/poldev/5331

Iraida van Dijk-Ooft, Geen weg terug
  • Nederlands
  • In de Knipscheer (2015), 224 blz.