Proza

De waterstandbeelden

Fleur Jaeggy

(vert. Hilda Schraa)

  • Bram Ieven
  • 12 maart 2023

De waterstandbeelden verscheen in 1983, zes jaar voor De gelukzalige jaren van tucht, de novelle waarmee de Zwitserse schrijver Fleur Jaeggy (1940) haar reputatie zou vestigen. In Nederland kwam die erkenning haar bepaald niet aangewaaid. De oorspronkelijke vertaling uit 1990 kreeg weinig aandacht, de enkele kritieken waren veeleer negatief. Maarten ’t Hart wou in het NRC van 21 december 1990 zelfs niet eens van een roman spreken, zo vlak vond hij het verhaal en de personages.

Hoe anders vandaag. Koppernik gaf de novelle in 2021 opnieuw uit, de pers was ronduit lovend. Voor wie opnieuw wil afdalen in de intense, ijzige droomwereld die Jaeggy zo scherp weet neer te zetten, is er nu De waterstandbeelden. In tegenstelling tot SS Proleterka en De gelukzalige jaren van tucht is dit experimentele verhaal niet geïnspireerd op het leven van de schrijver. Een reeks korte fragmenten trekt sereen aan je voorbij, de chronologie is niet te reconstrueren. De meeste fragmenten hebben de vorm van een theatermonoloog, al is van theatraal conflict of plot geen sprake. De waterstandbeelden verzamelt herinneringen aan een niet te plaatsen verleden dat losjes door een onbestemd heden geweven wordt.

In het eerste deel staat Beeklam centraal. Hij woont met zijn vader Reginald in een ruim huis in Amsterdam. De kelder heeft zich met water gevuld, maar Beeklam vult de ruimte van kinds af aan met standbeelden. De conversaties tussen vader en zoon verlopen moeizaam, dus zoekt Beeklam toevlucht in zijn standbeelden. De zwijgzame bediende van zijn vader, Lampe, ziet het met lede ogen aan. Het accentueert de eenzaamheid waar critici Jaeggy’s werk om prijzen. Maar De waterstandbeelden toont vooral de andere kant van dat thema: de onmiddellijke en woordeloze sympathie die sommige personages spontaan voor elkaar voelen. In het eerste deel zien we dit tussen Beeklam en zijn bediende Victor, in het tweede deel tussen Katrin en Casper.

Dat tweede deel is zo mogelijk nog moeilijker te volgen dan het eerste. Katrin en Casper verblijven in een paviljoen opgetrokken uit bamboe, als het waait hoor je de zee, maar de exacte locatie blijft diffuus. Conversaties met een kraai wisselen zich af met herinneringen van Lampe, die nu plots in dit paviljoen is aangekomen. Het gezelschap wacht geduldig op Beeklam en Victor, die uiteindelijk ook deze bestemming moeten bereiken. De status van dit verblijf (een voorgeborchte? Hades?) mag de lezer zelf invullen, dat is niet de essentie van dit verhaal.

Stilistisch is Jaeggy in dit relatief vroege werk nog niet altijd even trefzeker. Een zin zoals ‘de hoofdkussens van de slapenden ondergingen de nacht’ klinkt prachtig, maar de personificatie dient geen doel in dit verhaal en is daarom te gezocht, precieus. Toch zet de sfeer van De waterstandbeelden zich in je vast: de dialogen tussen Katrin en de kraai klinken na in je eigen gesprekken.

Fleur Jaeggy, De waterstandbeelden
  • Le statue d’acqua
  • Vertaald uit het Italiaans door Hilda Schraa
  • Koppernik (2022), 112 blz.