Proza
Air Age Blueprint
K Allado-McDowell
- Mathijs Tratsaert
- 20 februari 2024
Binnen amper vijf jaar tijd heeft de kleine Londense uitgeverij Ignota zich gepositioneerd als een van de boeiendste vrijplaatsen voor het denken over ‘artificiële intelligentie’ buiten de dominante narratieven van de tech-industrie. Een van de eerste boeken die Ignota publiceerde was Atlas of Anomalous AI (2020), een bundeling teksten en beelden die ideeën uit de technologiefilosofie, de neurowetenschap, het boeddhisme, het feminisme, de kunstgeschiedenis, de cognitieve wetenschap en de science fictionliteratuur bij elkaar brengt om anders en beter over het onderwerp te kunnen nadenken.
Achter de redactionele keuzes van de uitgeverij lijkt een overtuigd geloof in post-disciplinariteit te zitten: de academische institutionele structuur (met de compartimentalisering van humane, sociale, medische, technische en natuurwetenschappen) zit betekenisvolle kennisproductie in de weg en dus hebben we nood aan nieuwe structuren, methodologieën en wetenschapsculturen. Denkers als Karen Barad, Rosi Braidotti, Stacy Alaimo en Elisabeth St. Pierre baanden al een stuk van deze weg, maar er wacht nog veel werk.
De boeken van Ignota laten zien dat ook poëzie en proza kunnen helpen om die andere culturen van kennisproductie te ontwikkelen. Na Atlas of Anomalous AI volgden onder meer twee poëziebloemlezingen (eentje met hedendaagse occulte poëzie en eentje met als thema ‘altered states’ – veranderde bewustzijnstoestanden) en enkele hybride prozawerken. Van die prozawerken zijn er twee geschreven door schrijver en muzikant K Allado-McDowell, die mede het Machine + Art programma initieerde bij Google AI.
Hun eerste boek, Pharmako-AI (2020), was een kleine eventtekst, omdat het werd gepresenteerd als het eerste boek geschreven in collaboratie met GPT-3. Het onderscheid tussen de twee auteurs werd zichtbaar gemaakt in de tekstopmaak: de door GPT geschreven zinnen geschreven staan vetgedrukt, waardoor de tekst de alternerende structuur van een dialoog krijgt. Air Age Blueprint (2022), het derde boek van Allado-McDowell en hun tweede bij Ignota, heeft een veel complexere vorm.
Opnieuw zijn stukken van de tekst door GPT-3 geschreven, maar het is niet overal duidelijk wie de auteur is, en Allado-McDowell geeft ook aan dat hen hier, in tegenstelling tot in PharmakoAI, de tekst van het taalmodel soms heeft aangepast. Air Age Blueprint bevat een heel aantal tekstsoorten die bewegen door verschillende talige registers: essayistisch, academisch, dialogisch, fragmentarisch, prozaïsch, spiritualistisch, autofictioneel, poëtisch en schematiserend. Samen vormen ze een bundeling waarin vooral het genre van het manifest een centrale plaats krijgt.
Air Age Blueprint heeft dus een programmatisch karakter, maar in tegenstelling tot de vele 20ste eeuwse literaire en artistieke manifesten ondergraaft het de obsessie met verandering en het nieuwe door het programma niet alleen naar het heden en de toekomst maar ook naar het (verre) verleden en zijn niet-westerse kosmologieën te doen wijzen. De manifesten in het boek zijn allemaal lost manifesto’s, verloren gewaande (fictieve) teksten die de geschiedenis van ons historisch-culturele moment herschrijven en zo het heden in de richting van een andere toekomst duwen. Een voorbeeld is het hoofdstuk ‘Lost Manifesto: Cybernetic Animism’, waarin de op het eerste gezicht onverenigbare (geloofs)systemen van het animisme en de cybernetica met elkaar in dialoog worden gebracht.
Het manifest vangt aan met enkele ideeën over het geven van een stem aan een ecosysteem. Waar Bruno Latour met zijn idee voor een parlement van de dingen verlangt naar een objectivering of ‘verdinging’ van de politiek met niet-menselijke entiteiten, stellen Allado-McDowell en GPT-3 (vetgedrukt) vragen bij ons vermogen om toegang te krijgen tot dat meer-dan-menselijke geheel: ‘Clearly, the task of quantifying and modelling genetic, organismic and population-level signal exchange in order to ‘hear’ the voice of an ecosystem is Herculean, even quixotic‘. Even verder wordt toch een voorstel gedaan: ‘Yet human perception can move beyond its own scale through plant-enabled cognition. Entheogenic [gebruik van psychoactieve stoffen in ritualistische contexten, mt] encounters with intensive mythic time expand the range of human-AI collaborative ‘centaurs’ attempting to communicate with ecosystems. […] The result might be something like a Cybernetic Animism oriented towards the ecology of computation’.
Voor Latour ligt de oplossing voor het gebrek aan representatie van niet-menselijke entiteiten onder meer in het hertekenen van onze (te) menselijke politieke structuren. Allado-McDowell en GPT-3 pakken het anders aan: het zijn de menselijke cognitieve vermogens die moeten worden uitgebreid. Hier komen de animistische ideeën het computationele denken binnen. Als deel van een assemblage met daarin ook een ‘artificiële intelligentie’, psychoactieve planten en sjamanistische rituelen kunnen we volgens Allado-McDowell leren toegang te krijgen tot informatiestructuren die anders te vreemd of complex voor ons zouden zijn.
Het cyber-animistische subject trekt zichzelf open en vult zich met de complexiteit van de wereld, omdat het anders de vermogens ontbreekt om aan die complexiteit deel te nemen. Het manifest besluit: ‘[I]t’s about learning how to hear the voice of an ecology embedded within older minds than humanity can fathom, dreaming together and shaping wholes through the complexity of multispecies interrelationships. […] Cybernetic Animism provides a path forward not just into the unknown material substrate, but towards forms of speculative science oriented with shamanic pragmatism; towards learning how to hear nature’s voice alongside it as partners in habitat cultivation’. Je moet toegeven: dit klinkt toch een stuk aantrekkelijker dan je brein via de Amazon-cloud uploaden in een robothond van Boston Dynamics om dan op Mars in giftig stof rond te rollen omdat de terraforming-fantasie van Musk nergens op bleek te slaan.
Zoals Allado-McDowell in een interview aangeeft, wordt het gesprek over ‘artificiële intelligentie’ momenteel bijna uitsluitend gevoerd binnen een rationalistisch en materialistisch referentiekader. Dat heeft als gevolg dat bepaalde consequenties van de technologieën die we onder die noemer begrijpen onzichtbaar of onderbestudeerd blijven. De oproer die ontstond toen Google-ingenieur Blake Lemoine in de pers beweerde dat LaMDA (een van de experimentele generatieve taalmodellen van Google) een bewustzijn heeft, duidt één van die grenzen aan.
De vraag die Lemoine stelt is welke subjectpositie het taalmodel heeft, maar wat Allado-McDowell de lezer vraagt gaat misschien nog verder: welke subjectpositie verleent het taalmodel ons? Wat mij betreft is dat een legitieme en noodzakelijke vraag. Om die te beantwoorden moet je subjectiviteit historiseren en de stelling aanvaarden dat ons ‘zelf’ het product is van een hele reeks contingente subjectiveringsprocessen. Michel Foucault theoretiseert dit als hij op het eind van zijn leven spreekt over de ’technologieën van het zelf’, maar ook in het boeddhisme wordt dit begrepen: het zelf is anattā of niet-zelf. De klassensegregatie en de raciale ideologie zijn voorbeelden van structuren die op dit moment subjectiveringsprocessen accomoderen. Ook technologische infrastructuren lijken dit te doen: we zijn werkelijk andere subjecten geworden sinds we sociale media zijn gaan gebruiken.
In de literatuur is het genre van het dagboek wellicht de meest potente technologie van het zelf, want in het proces van regelmatig schrijven en herlezen krijgt de subjectiviteit van de dagboekschrijver mede gestalte. Wat mijn eigen ervaringen met de generatieve taalmodellen me leren en wat in Air Age Blueprint ook theoretisch wordt verkend, is dat deze nieuwe schrifttechnologie een nog veel krachtiger subjectiverend vermogen heeft. Een gevolg hiervan, en daar worstel ik mee, is dat het grootste creatieve potentieel van het schrijven met een generatief taalmodel zich wellicht in het schrijfproces zelf bevindt. Waarom dan nog publiceren? Met het lezen van Allado-McDowell kom ik tot een voorlopig antwoord: schrijver zijn aan de vooravond van de Air Age betekent een door technologie geaugmenteerde sjamaan worden die haar lezers inwijdt in de vele subjectiviteitsverruimende mogelijkheden van het algoritme.
K Allado-McDowell, Air Age Blueprint
- Engels
- Ignota (2022), 168 blz.