Proza

Kind van glas (Klaaslaps)

Maarja Kangro

  • Frans van Nes
  • 29 januari 2024

‘Een mengsel van intellectueel-ironische distantie en impulsieve spontaniteit’. Dat waren volgens een jury in 2010 de ingrediënten van het prijswinnende prozadebuut, een verhalenbundel, van Maarja Kangro, die al eerder naam had gemaakt als dichteres, librettoschrijfster en vertaalster uit het Italiaans en het Engels. Die karakterisering is zeker ook van toepassing op haar enige roman, die toen nog moest verschijnen: Kind van glas (2016). Daarin krijgt de impulsieve spontaniteit het karakter van nietsontziende haat en de intellectueel-ironische distantie die van gitzwarte humor. En niet voor niets: het boek, door de auteur achteraf aangeduid als documentaire roman, is het relaas van een helletocht.

Het boek begint op de dag dat de ik-vertelster, waarachter de auteur zelf schuilgaat, begin 2015 naar een kliniek rijdt om haar zwangerschap na vijftien weken te laten afbreken. Vervolgens schakelt ze terug naar het moment dat ze te horen krijgt dat het kind niet levensvatbaar is: de echo laat zien dat er sprake is van een zeldzame ontwikkelingsstoornis, acranie, wat inhoudt dat de foetus geen schedel heeft ontwikkeld, waardoor de hersenen weg zullen spoelen. De lezer komt ook te weten dat het een ivf-zwangerschap betreft, de laatste in een reeks pogingen die allemaal vroegtijdig gestrand zijn.

Het daaropvolgende, langere hoofdstuk vertelt over de voorlaatste zwangerschap en speelt zich af in Odessa, in Kyiv en in Italië, waar ze als schrijfster en vertaalster verblijft. In Oekraïne ontdekt ze dat ze zwanger is, in Italië krijgt ze een miskraam. De Odessa-passages gaan vooral ook over de spanningen in die stad: 2014 is het eerste jaar van de Russische oorlog op Oekraïens grondgebied.

De tweede helft van het boek gaat verder waar het eerste hoofdstuk was geëindigd. Het niet-levensvatbare kind moet hoe dan ook ter wereld worden gebracht. Het is een indrukwekkend dagboek vol vertwijfeling en woede, maar dus ook vol ironie en zwarte humor, waarbij Kangro haar lezers, haar omgeving, maar ook zichzelf in geen enkel opzicht spaart. Er zullen voor lezeressen die iets soortgelijks is overkomen ongetwijfeld herkenbare elementen in voorkomen, maar het boek gaat aanzienlijk verder dan dat: haar confrontatie met het noodlot geeft elke lezer stof tot nadenken. Een diepere betekenis heeft zo’n confrontatie voor de schrijfster overigens niet: degene die haar moet ondergaan, wordt er geen beter mens van. Sommigen overkomt het gewoon, omdat de wereld niet perfect is. Sterker: ze is een mislukking. En geef Kangro eens ongelijk, als je haar Kind van glas hebt uitgelezen.

Kangro vervlecht op een geraffineerde manier het individuele noodlot met de grote geschiedenis (de oorlog in Oekraïne), kraakt stevige noten over weinig empathische Esten, waar ze er zelf ook een van is, en biedt rake observaties over ziekenhuizen en zorgverleners, in het bijzonder die in Estland en in Italië. Ze zoomt in op veelzeggende details, ook in de buitenwereld, waar het leven op een onuitstaanbare manier gewoon doorgaat. En ze heeft oog voor het paradoxale: als atheïste is ze gebiologeerd door een glazen beeldje van Martin Hudáček, The Child Who Was Never Born. Naar diens anti-abortus-statement verwijst zelfs de titel Kind van glas.

Het ongemak regeert in dit prachtige boek.

Maarja Kangro, Kind van glas (Klaaslaps)
  • Ests
  • Nähtamatu Ahv (2016), 208 blz.