Proza
En toen ging hij
Jannah Loontjens
- Fleur Speet
- 31 juli 2023
En toen ging hij van Jannah Loontjens is een indrukwekkend vertakt verhaal dat laat zien hoe ieder moment verbonden is met talloze andere momenten en hoe geschiedenis juist daaruit bestaat: een caleidoscopische blik op het verleden, waarbij alles met alles samenhangt.
Loontjens roman gaat over de teloorgang van onze democratie, over hoe politiek doorwerkt in de haarvaten van ieder mens en over hoe ingewikkeld het is om idealen vast te houden. Het speelt in Zweden rond het rampjaar 1986, het jaar waarin Olof Palme, de grote politicus die zich uitsprak voor gelijkheid en vrijheid voor alle mensen op aarde, werd vermoord, toen het socialisme werd vervangen door kapitalisme, dat daarna in egoïsme zou omslaan. Eigenbelang ging prevaleren boven gemeenschappelijk belang. Het stel vrienden met wie je als lezer kennismaakt merkt dat hun idealen misschien altijd al botsten met hun eigenbelang. Terwijl ze proberen het goede te doen, maken ze namelijk van alles stuk. Ze zullen hun gebrekkigheid moeten aanvaarden en moeten loslaten. Alleen dan kunnen ze vrij en gelijk zijn, een Palme in zichzelf.
Wat En toen ging hij zo overtuigend maakt, zijn de natuurlijke dialogen en de vernieuwende verteltechniek. Eerst die dialogen. Die zijn verrassend ‘echt’, waarachtig én hilarisch. Mensen reageren in een gesprek niet direct op elkaar, maar overpeinzen nog eens, of pakken veel later de draad weer op, waardoor woorden meer zeggingskracht krijgen, of juist in de ruimte blijven hangen, als vraagtekens of uitroeptekens. Bovendien zijn de personages intelligent; wat ze opperen snijdt hout of zet aan tot denken, zodat je als lezer wordt uitgenodigd om deel te nemen aan het gesprek. Je peinst nog even verder. Het grappige is dat de toon van En toen ging hij heel rustig en crispy is en je door deze dialogen vertraagt. Het landschappelijke, de overweldigende ongerepte Zweedse natuur, draagt aan die verstilling bij, waardoor de toon soms doet denken aan Annie Ernaux.
Opvallend is hoe Loontjens een nieuwe literaire techniek inzet. De ik-verteller is zowel verteller achteraf, als een alwetende verteller die – zoals Virginia Woolf ook wel doet – in alle hoofden kan kruipen. Die verteller haakt achter de zichtbare gevoelens naar de diep menselijke drijfveren, naar dat wat er wérkelijk toe doet, wat mensen verbindt of juist voor altijd beschadigt. De verteller poogt om anderen te begrijpen, om intiem te zijn. ‘Weet je, soms denk ik dat intimiteit wel de meest pure vorm van kennis is’, zegt een van de hoofdpersonen.
Deze techniek ondersteunt de thematiek, want de verteller maakt op deze manier voelbaar wat het betekent om geworteld en verbonden te zijn met elkaar, en met zoveel meer, zelfs met de politiek. Het is de gelijktijdigheid van alle verschillende beweegredenen die het tekort van mensen zo schrijnend maakt.
En toen ging hij is subtiel, stilistisch verfijnd, filosofisch uitdagend, vol thriller-aspecten, dus ook nog spannend, en het is politiek belangwekkend; het brengt tegenover elkaar staande perspectieven over rechtvaardigheid, schuld en apartheid samen in strak gesneden scènes. Loontjens rekt de literatuur op, daagt die uit om de lezer te laten ervaren wat vertellen is, wat geschiedenis is, kortom; wat leven is.
Jannah Loontjens, En toen ging hij
- Nederlands
- De Geus (2023), 352 blz.