
Graphic novel
Un matin de ce printemps-là
Park Kun-woong
(vert. Yeong-Hee Lim)
- Florence Bellemont
- 22 april 2025
Zuid-Korea, februari 2022. Met een vriendin bezoek ik de voormalige Seodaemun-gevangenis in Seoel. In de herbouwde gebouwen volgen we de tentoonstelling die de bezoekers meevoert door de met geweld doorspekte geschiedenis van het complex. Het museum biedt dankzij de Engelse informatieve teksten, video’s met ondertiteling en wassen poppen die de uitgevoerde folteringen uitbeelden, een duidelijk beeld van hoe het leven van de gevangenen ondraaglijk werd gemaakt. Aan het einde zagen we een haast schattig ogend hutje in chaletstijl links aan de achterkant van de kavel. Schijn bedriegt: het chaletje werd gebruikt voor hangexecuties, en dit tot lang na de Japanse bezetting. Dit stukje dark tourism achtervolgt me, net als het lezen van Un Matin de ce Printemps-là (“Een ochtend van die lente”, Franse editie 2021) van Park Kun-woong.
Wat er zich die ochtend precies heeft afgespeeld komt de lezer snel te weten. De setting is Zuid-Korea, voorjaar 1975. Dictator Park Chung-hee is niet meer zo populair als vlak na zijn coup in 1961 en moet de aandacht van het volk afleiden van zijn controversiële constitutiehervorming, namelijk de Yusin, die de krijgswet heeft ingevoerd. Hiervoor bestempelt hij de leden van de PRP oftewel de Populaire Revolutionaire Partij [Parti Révolutionnaire Populaire]) als vijand van het land: ze zijn socialistisch en dus antigouvernementale elementen bij uitstek. Kaders van deze partij worden opgepakt en berechtigd. Dat dit doorgestoken kaart is, is bijzaak: de processen zijn een poppenspel dat wordt uitgevoerd om de ontstemde president-dictator te plezieren. Van de acht ter dood veroordeelden komt er geen enkele levend uit de Seodaemun-gevangenis. In de vroege uren van 9 april 1975 worden de executies doorgevoerd. De families van de veroordeelden worden pas na het fait accompli op de hoogte gesteld. Als ze het stoffelijk overschot terugkrijgen, maken de autoriteiten het hun vrijwel onmogelijk om met inachtneming van de traditionele riten een begrafenis te houden. Jarenlang houdt de geheime dienst hen publiekelijk in de gaten, wat voor vele nabestaanden betekent dat ze een parialeven moeten leiden. Park Chung-hee wordt in 1979 neergeschoten door zijn rechterhand Kim Jae-kyu, de leider van de Koreaanse geheime dienst. Pas in 2002, jaren na de democratisering van het land, werpt de Truth and Reconciliation onderzoekscommissie licht op de zaak en wordt de waarheid ontsluierd: de PRP heeft nooit bestaan, de “kaders” waren stuk voor stuk onschuldig.
In bijna elk van de tien hoofdstukken worden historische gebeurtenissen besproken en verteld vanuit het perspectief van naasten van de slachtoffers. Zo ziet de lezer een legeraalmoezenier over de terechtstelling vertellen, vrouwen en kinderen die wanhopig worden en moeten vechten voor gerechtigheid, maar ook priesters, oud-collega’s en cipiers die het moreel integer karakter van de veroordeelden en hun families bevestigen. Zo laat auteur Park Kun-woong niet alleen het leven van de acht veroordeelden zien, maar ook de blijvende impact van het gepleegde onrecht op hun omgeving en hoe de nabestaanden op hun eigen manier dit incident proberen te verwerken. Om dit uit te beelden maakt hij gebruik van een semi-realistische tekenstijl in zwart-wit. Opmerkelijk is dat de personages geen gezicht hebben. Toch zijn hun emoties meer dan voelbaar door lichaamstaal, grafische compositie en metaforen, alsook de dialogen. Het boek eindigt met een contextgevend dossier met foto’s en een overzicht van de wetovertreders in deze zaak.
Dankzij de meerstemmige benadering krijgen we niet alleen inzicht in de trauma’s die het regime heeft veroorzaakt, maar ook in de voortdurende terreur die vaak zelfs het geringste gebaar van solidariteit onmogelijk maakte. Het laatste hoofdstuk voelt dan ook wrang aan: het speelt zich af in 2013, wanneer de dochter van de dictator-president, Park Geun-hye, als kandidaat voor de komende presidentiële verkiezingen een interview geeft. ‘Ik denk dat de geschiedenis zal beslissen,’ [Je pense que l’histoire tranchera] antwoordt Park Geun-hye op de vraag of ze de legitimiteit van de Yusin-constitutie verdedigt. Enkele maanden later wordt ze verkozen tot de eerste vrouwelijke president van Zuid-Korea.
Naar mijn mening is deze graphic novel belangrijk, omdat hij terugblikt op een onderbelicht hoofdstuk in de Zuid-Koreaanse geschiedenis. Het narratief maakt duidelijk wat de menselijke en institutionele schade is wanneer de rechtstaat ondermijnd wordt. Hiernaast laat dit boek zien dat Zuid-Koreaanse scar literature meer omvat dan de Japanse bezetting (1910-1945) en de Koreaanse oorlog (1950-1953). Bovendien fungeert dit werk als eerherstel voor de slachtoffers en nabestaanden. Ten slotte stelt het de vraag in welke mate een samenleving in staat is het hoofd te bieden aan autoritarisme. Het is, kortom, een must-read voor iedereen met interesse in mensenrechten en Koreaanse geschiedenis.
Park Kun-woong, Un matin de ce printemps-là
- 그 해 봄
- Vertaald uit het Koreaans door Yeong-Hee Lim
- Rue de l’Echiquier (28-10-2021), 388 blz.