Proza

Sterf, liefste

Ariana Harwicz

(vert. Eugenie Schoolderman)

  • Nike van Helden
  • 30 november 2023

Toen ik op de middelbare school zat dacht ik dat alle feministes wijdbeens rechtop zittend, met de kin fier omhoog en de borst vooruit, woorden als ‘kut’ en ‘pik’ uitspuwden, terwijl ze met grote uitdagende ogen hun toehoorders doorzeefden: ‘ja, ik praat over mijn kut en jouw pik en dat is heus niet gek’. Maar het was natuurlijk wel een beetje gek. Daarom keken feministes ook zo uitdagend. Van dat andere cliché, waarin de feministe wordt weggezet als frigide pretbederver, had ik toen nog niet gehoord. Mijn feministe was dus een uitgesproken geile feeks.

Waarschijnlijk is mijn beeld ontstaan door een combinatie van beeldvorming in de media, een eerste kennismaking met het werk van Yvonne Kroonenberg en mijn initiatie in de theaterwereld, waar ik heel wat zelfverzekerde vrouwen heb zien rondbenen met gekke kokette ogen. Omdat provoceren niet in mijn aard lag, richtte ik me op de vraag of het überhaupt nog nodig was om uit feministische overwegingen met lichaamsdelen, lichaamssappen en bh’s in de rondte te slingeren. Aanvankelijk was mijn antwoord vrij behoudend, maar met de tijd ben ik me steeds bewuster geworden van de noodzaak om af en toe de grenzen op te zoeken.

Dat is iets dat de Argentijnse schrijfster Ariana Harwicz zeker doet in haar debuutroman: Sterf, liefste. Als lezer krijg je daarbij flink wat lichaamsdelen en lichaamssappen om de oren, in expliciete bewoordingen. Ik moet bekennen dat ik bij de eerste ‘pik’ mezelf toch weer even betrapte op die vreselijk truttige vraag of dat soort taal nou nodig was. Maar, ja, dat vuilbekken heeft een functie. Daarbij wordt de expliciete taal door Harwicz op een poëtische manier ingezet en afgewisseld met prachtige observaties en beelden, waardoor de roman nooit plat wordt.

Het taalgebruik is onomwonden en direct, maar doordat er in het verhaal geen namen, tijds- of plaatsbepalingen worden gebruikt, slagen de woorden er niet in om zich te hechten aan hetgeen ze omschrijven. De stereotypen van de gekke moeder en de onverantwoordelijke vader, die Harwicz haarscherp neerzet, glijden hierdoor van de personages af en verliezen zo hun vaste vorm. Ineens valt op dat de een niet gekker of onverantwoordelijker is dan de ander, maar dat het de taal is die klieft en suggereert: de taal, waar constant mee geschermd wordt.

Wat er precies aan de hand is en hoe en waarom alle personages in deze ‘kloterealiteit’ terecht zijn gekomen, waarin ze zichzelf en elkaar haten, beschermen, opgeilen en aanvallen, daar kom je eigenlijk niet achter. Harwicz omschrijft een moeder, een vader, een kind, een affaire, gedonder, ergens op het platteland.

Binnen het op zichzelf weinig opwindende plot, worden kooswoorden en scheldwoorden inwisselbaar gebruikt, waardoor de lucht ineens zwaar wordt van betekenis. Iedere vrijpartij is tegelijkertijd ook een oorlogsverklaring en geweld drukt ineens ook bezorgdheid en genegenheid uit. Hoe rauwer de communicatie wordt, hoe meer het opvalt wat er allemaal niet wordt uitgesproken. Zoals in deze woorden van moeder:

We hangen elkaar de keel uit, maar we gaan door. Ik ben nog niet uit bed of ik steek mijn middelvinger al naar hem op. Goedemorgen, wil je ontbijten? Mijn opgestoken vinger in zijn gezicht. Ik zou zo zijn tanden eruit kunnen slaan. De kleine woelwater zit tussen papa en mama te neuriën. Wie vind je het liefst? vraagt zijn vader, die elk moment kan ontploffen.

Terwijl de ouders zo de oorlog bedrijven, wordt hun weerloze kind vrijwel constant blootgesteld aan agressie en gevaar. En dat roept nogal wat vragen op over de verplichtingen en verantwoordelijkheden van vader en moeder.

Door het constante spel met woorden en stereotypen laat Harwicz zien dat hun rollen absoluut niet hetzelfde zijn, maar dat het mes wel degelijk aan twee kanten snijdt. Niemand is blij met zijn rol, maar iedereen houdt elkaar in de tang. De personages vechten om zichzelf te kunnen zijn, maar ze blijven onverbiddelijk vader, moeder, man, vrouw. Zo maakt Sterf, liefste duidelijk dat de feministische strijd van moeder in bepaald opzicht verdomd veel lijkt op de worsteling van vader. Er is alleen geen fatsoenlijke taal voorhanden om dat uit te spreken.

Ook Harwicz’ tweede roman, Bezeten, is inmiddels in het Nederlands vertaald en Uitgeverij Vleugels heeft aangekondigd dat in februari 2024 de volgende roman van Harwicz verschijnt: Vroegrijp (Precoz), eveneens vertaald door Eugenie Schoolderman.

Ariana Harwicz, Sterf, liefste
  • Spaans
  • Vleugels (2021), 126 blz.