
Graphic novel
Tardi - Herrie in Ménilmontant!
Jacques Tardi
(vert. Studio Peter de Raaf)
- Nike van Helden
- 29 april 2025
Laat ik met een kleine disclaimer beginnen: binnen de stripwereld is het werk van Jacques Tardi bepaald niet onderbelicht. De inmiddels 78-jarige Tardi wordt gezien als een absolute grootmeester. De door hem geïllustreerde versie van Reis naar het einde van de nacht van Céline is geliefd door velen en zowel zijn stripreeksen over Isabelle Avondrood (Adèle Blanc-Sec in het Franse origineel) als die over de privédetective Nestor Burma hebben een trouwe schare fans. Die laatste reeks, die is gebaseerd op de boeken en personages van Léo Malet, werd de afgelopen jaren voortgezet door Nicolas Barral, Emmanuel Moynot en François Ravard, maar nu is er een nieuw deel van de hand van Tardi zelf verschenen: Herrie in Ménilmontant! De achterflap liegt er alvast niet om: “Wanneer een meester dé cultreeks van de Franse noirverstript: opgelet, meesterwerk!”
De reden dat dit werk, ondanks alle lof, óók nog een plekje verdient op Pas uit is dat er op literaire platforms doorgaans weinig aandacht is voor de strip, waardoor het hele genre onder de noemer van onderbelichte literatuur geschaard kan worden. Hoewel de graphic novel inmiddels salonfähig is geworden wordt er vaak nog getwijfeld aan de literaire kwaliteiten van de strip. Dit is geheel onterecht. De strip is een prachtig medium om verhalen te vertellen en de interactie tussen tekst en beeld is artistiek gezien bijzonder effectief.
De Burma-reeks zit bijvoorbeeld vol verwijzingen naar andere kunstenaars en werken. Zo kun je ergens achter Nestor Burma twee figuurtjes zien lopen die voor de filmliefhebber duidelijk herkenbaar zijn als Jean-Paul Belmondo en Jean Seberg in À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard. Op een andere afbeelding bekijkt Nestor Burma een foto waarop hij een van de medewerkers van zijn detectivebureau Fiat Lux ziet afgebeeld met een aantal “onbelangrijke figuren”, die verdacht veel weghebben van Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir. En in de nieuwste Burma wordt een hommage gebracht aan de films Du Rififi chez les hommes(1955) van Jules Dassin en Le ballon rouge (1956) van Albert Lamorisse. De laatste is, niet geheel toevallig, gefilmd in het naoorlogse Ménilmontant, de wijk waar we ook de herrie (du Rififi) van de strip kunnen plaatsen. Door dit soort verwijzingen te integreren in de tekeningen wordt niet alleen een mooi tijdsbeeld getroffen, maar ontstaat ook een artistieke dialoog die de lezer alert maakt op gedachten of ideeën die verder niet in het verhaal worden uitgewerkt, maar er wel in aanwezig zijn.
Op een vergelijkbare manier verwijst Herrie in Ménilmontant! naar een heel ander soort wereld die zich buiten het verhaal van de strip bevindt: het huidige Ménilmontant waar Tardi zelf woont. In dit laatste deel heeft de illustrator er namelijk voor gekozen om portretten van vrienden en buren te integreren in de strip, waar ze worden opgevoerd als toevallige passanten op straat. Door deze passanten een prominente plek te geven, breekt hij de stripconventie dat hoofdpersonages doorgaans scherper en gedetailleerder worden weergegeven en meer op de voorgrond worden gezet dan ondergeschikte personages. Aangezien deze conventie de lezer helpt om te bepalen welke persoon en welke actie er belangrijk is voor het verhaal, levert het afwijken daarvan de nodige verwarring op. Zo kijk je op één van de tekeningen bijvoorbeeld Burma op de rug terwijl er op de voorgrond een vrouw komt aanlopen die de lezer recht aankijkt. Zoiets gebeurt doorgaans alleen wanneer een personage geïntroduceerd wordt dat belangrijk gaat worden voor het verhaal, maar in dit geval zie je de vrouw nooit meer terug. Ze is niet relevant binnen de strip, maar daarbuiten, voor Tardi zelf, of voor zijn beleving van de wijk.
Ondanks de verwarring en de vervreemding die het doorbreken van dit soort conventies oproept, creëert deze artistieke keuze ook een zekere intimiteit tussen lezer en maker. Juist omdat deze keuze zo eigen is. Léo Malet behoorde tot de surrealisten en de reeks verwijst ook regelmatig naar deze artistieke stroming; iets waar dit spelletje met de realiteit in de strip moeiteloos op aansluit. Terwijl je als lezer verward heen en weer bladert, besef je dat je moedwillig op het verkeerde been bent gezet door een 78-jarige, die zich er bewust van is dat dit soort eigenzinnigheid gewaardeerd wordt door zijn lezers.
Dit bewustzijn van zijn eigen positie als maker heeft ongetwijfeld ook te maken met de unieke totstandkoming van dit verhaal. In 1996 lagen de eerste pagina’s al klaar, maar uiteindelijk is de strip 28 jaar later pas afgerond. De lange productietijd, de wetenschap dat dit hoogstwaarschijnlijk de laatste Burma van Tardi’s hand zal zijn en het feit dat het verhaal speelt in zijn eigen wijk, zullen er allemaal aan hebben bijgedragen dat hij zichzelf dit lolletje gegund heeft. En laten we wel wezen; het is ook heel lollig. En het heeft ook iets ontroerends. De portretjes zijn bijzonder charmant en geven een uniek inkijkje in de manier waarop Tardi zijn omgeving bekijkt. En hoe zijn omgeving kijkt naar hem. Je ziet hem bijna staan met zijn schetsboekje.
Dat dit beeld me ontroert dat heeft er ongetwijfeld ook mee te maken dat mijn waardering voor zijn werk al heel ver teruggaat. Dankzij de stripcollectie van mijn vader kwam ik al op zeer jonge leeftijd met zijn werk in aanraking. Op iets té jonge leeftijd, achteraf gezien. Veel van zijn werk speelt zich af rond de Eerste en Tweede Wereldoorlog en laat deze periodes in al hun mistroostigheid en wreedheid zien. Ook zijn lichtere werk is behoorlijk duister: de Nestor Burma-reeks wordt terecht geschaard onder de noemer noir en Isabelle Avondrood is ronduit obscuur te noemen. Uiteraard was het die laatste reeks waar ik op 11-jarige leeftijd mijn oog op liet vallen. Zo belandde ik in een occulte wereld vol morsige mannetjes, prehistorische wezens, monsters, demonen en bijzonder luguber weergegeven lijken. Het heeft me een tijdlang slapeloze nachten bezorgd. Iets dat ik destijds verzweeg voor mijn ouders, omdat ik vreesde dat ik anders de rest van de reeks niet mocht lezen, wat onverteerbaar zou zijn geweest.
Ondanks mijn angst genoot ik er namelijk enorm van hoe Isabelle in haar rijglaarsjes kordaat rondstapte door het Parijs van 1910-1920. De stad is historisch accuraat in beeld gebracht dankzij de legendarische ansichtkaartencollectie van Tardi, waar hij in zijn werk gretig uit put. De serie laat prachtig zien hoe wetenschap in die tijd hand in hand ging met een liefde voor het bovennatuurlijke, groteske en onverklaarbare. Het lezen van Isabelle heeft mij en mijn (academische) interesses onmiskenbaar gevormd. Wat met name indruk heeft gemaakt op mij is hoe poreus de grens tussen menselijkheid, beestachtigheid en monsterlijkheid altijd is bij Tardi.
Diezelfde elementen zijn ook weer duidelijk aanwezig in Herrie in Ménilmontant!, waarin Nestor Burma stuit op misstanden in de vleesindustrie en de farmaceutische industrie. Een kattenminnend personage genaamd ‘de spons’ neemt Burma mee naar een kelder waar zeer dubieuze dierproeven worden uitgevoerd door de fictieve fabrikant Manchol. Het zijn maar een paar tekeningen en het verhaal wordt nergens moralistisch, maar door de manier waarop Tardi de proefdieren afbeeldt staan deze tekeningen daarna op je netvlies gebrand. Dit heeft deels te maken met zijn totaal unieke en bijzonder verontrustende gebruik van humor. Wanneer Burma de dieren ziet, kijkt hij verward, maar de proefdieren zelf lijken te delen in zijn verwarring, waardoor het onderscheid tussen mens en dier prompt wordt opgeheven. Tardi laat zo niet alleen de wreedheid van de situatie zien, maar ook de absurditeit daarvan. Hij laat je lachen om de duistere aspecten van de mens, maar zonder daarbij de mogelijkheid te geven om weg te lachen wat voor lelijks we onszelf en anderen aandoen. Het is een lach die een ongemakkelijke waarheid bevestigt: ook dit is de mens.
Het is deze kwaliteit van Tardi die zijn strip-interpretatie van de Franse noir zo waanzinnig goed maakt. Het is de essentie van wat noir is. En ook de rest van de stijl wordt treffend neergezet. De stedelijke setting speelt een absolute glansrol in de reeks, waarin ieder deel zich afspeelt in een ander arrondissement van het naoorlogse Parijs. Door de donkere en vaak regenachtige straten van de minder bekende delen van de stad bewegen zich de femme fatales, ruwe types en ‘klabakken’ die deze strips bevolken. Geheel in lijn met de noir-stijl houdt Burma zelf het midden tussen held en antiheld.
Het verleden van Burma als voormalige krijgsgevangene van de Duitse bezetters tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt daarbij slim ingezet, doordat het veronderstelde oorlogstrauma van Burma een mogelijke verklaring kan bieden voor de ruwere randjes van het personage. Zijn pathologische neiging om te liegen tegen de autoriteiten, de knokpartijen, de enorme hoeveelheden wijn die hij drinkt… Misschien is het zijn karakter, misschien is er meer aan de hand. Dat wordt gelukkig in het midden gelaten. Ondertussen levert het erratische gedrag van Burma zeer vermakelijke verhalen op.
Een groot deel van de zaken die hij met zijn detectivebureau onderzoekt starten met een grondige kroegentocht, die doorgaans uitloopt op een hoop (over)moedige nachtelijke acties met zeer wisselende successen. Het is goed vermaak waarbij flink wat te lachen valt. Vaak is dat een schaterlach, maar even vaak is het ook die andere, sinistere lach. Het ligt verontrustend dicht bij elkaar bij Tardi. En dat is precies wat zijn werk zo aantrekkelijk maakt; zijn unieke vermogen om de waanzin van het menselijk bestaan in al zijn complexiteit te vangen in zijn tekeningen. Dat Herrie in Ménilmontant een meesterwerk is, dat is wellicht wat veel gezegd, maar dat het werk is van een grootmeester, dat staat vast.
Jacques Tardi, Tardi - Herrie in Ménilmontant!
- Du Rififi à Ménilmontant!
- Vertaald uit het Frans door Studio Peter de Raaf
- Casterman (2024), 192 blz.