Literair tijdschrift
Vooys 42-2: literatuur & disability studies
Diverse auteurs
- Andries Hiskes
- 16 oktober 2024
Het nieuwe themanummer van Vooys biedt een waardevolle bijdrage aan de groeiende aandacht voor disability studies binnen de Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap. Hoewel disability studies in de Nederlandse letteren nog niet evenveel aandacht geniet als verwante velden, zoals genderstudies en postkoloniale studies, is het bemoedigend om te zien dat de artikelen in het themanummer op onderhoudende wijze engageren met theorievorming rondom handicap in de literatuur.
In het eerste artikel, van Anne Gehring en Johan Sonnenschein, staat de relatie tussen ‘levend verlies’ en ‘disability gain’ centraal. De onderzoekers leggen uit dat levend verlies, dat bijvoorbeeld optreedt bij ouders van een kind met een handicap, en disability gain, het ontwikkelen van nieuwe perspectieven en manieren van leven door disability, elkaar dialectisch mogelijk maken. Aan de hand van verschillende romans betogen Gehring en Sonnenschein dat vreugde en verlies elkaar afwisselen, zonder dat dit gereduceerd hoeft te worden tot een keuze tussen de twee.
In een artikel over disability-literatuur en burgerschap verkent Wouter Schrover hoe literatuur die engageert met disability kan worden ingezet in het onderwijs om bewustzijn rondom handicap te vergroten en dit bespreekbaar te maken. Schrover wijst erop dat dergelijk lesmateriaal vooral leerlingen aan het denken moet zetten over dit onderwerp, zonder dat het hen een normatieve morele invulling hoeft op te leggen.
In zijn artikel onderzoekt Pepijn de Koning hoe men getuige kan zijn van een gebeurtenis die men zelf niet heeft meegemaakt, aan de hand van het begrip ‘rekbare getuigenis’. Aan de hand van de casus van het Apeldoornsche Bosch, een psychiatrische zorginstelling waarvan de patiënten in de Tweede Wereldoorlog zijn omgebracht, vraagt De Koning zich af hoe we ruimte kunnen maken om via tekst en beeld te herdenken. Middels tekeningen van een van de patiënten en de roman De ondergang van de familie Boslowits (1949) van Gerard Reve poogt De Koning te analyseren hoe dergelijke werken ons verder kunnen brengen in het getuige zijn en het herdenken van slachtoffers die grotendeels vergeten zijn.
Het laatste artikel, van de hand van Xenia Dees, verkent hoe de roman Welkom in het Rijk der zieken (2019) van Hanna Bervoets zich verhoudt tot de narratieve typologie van de socioloog Arthur Frank. Dees neemt de lezer mee in haar argument dat narratiefvorming rondom chronische ziekten vaak een cyclisch karakter heeft, wat een mooie aanvulling is op het werk van Frank, daar waar Franks typologie—met uitzondering van het zogeheten ‘chaosnarratief’—gekenmerkt wordt door meer lineaire en structuralistische narratieve vormen.
Naast deze artikelen bevat het nummer ook een interview met dichter Mieke van Zonneveld, en vraagt Aline Verbeke zich af hoe we de museale omgeving kunnen ‘crippen’. In plaats van de focus op beschrijvende begeleidende teksten die de huidige museale context typeert, vraagt Verbeke zich af of niet andere zintuigen zoals geur en geluid aangesproken zouden kunnen worden.
Verbeke zette mij aan het denken over hoe ook de literatuurwetenschap versterkt zou kunnen worden door een dergelijke denkwijze. Hoewel de artikelen in het themanummer een overwegend emancipatoire benadering hebben, zou het een mooie toevoeging zijn om ons af te vragen wat disability studies de letterkunde zelf te vertellen heeft. Hoe en waar verkent de literatuurtheorie haar eigen relatie tot disability en validisme? Waar zou disability de letterkunde kunnen openbreken en verrijken? Dergelijke vragen lijken mij een goed beginpunt voor een eventueel volgend themanummer over dit onderwerp. Wat we alleen maar kunnen toejuichen.
Diverse auteurs, Vooys 42-2: literatuur & disability studies
- Nederlands
- Stichting Tijdschrift Vooys (2024), 80 blz.